Fragment uit kortverhaal ‘Ze wil weten hoe bang ze kan zijn’
Mary kent niet de geur van hoop, wel van pie, beans, bacon en van zijn sigaretten. Met haar regenkap nog op en haar jas aan ontsteekt ze het gas onder de pannen. ‘Vul jij even de ketel, vader kan elk moment thuiskomen.’
De trein waarmee ze nooit gaat vertrekken schudt het huis op. Ze weet niet wat erger is: het niet vertrekken of daar steeds aan herinnerd worden. Het voelt als schreeuwende honger en niet kunnen eten.
Tom zet de kraan open, kijkt door het raam. De lucht verliest het licht zonder dat de zon vertrekt. Alles vergrijst in en om dit huis. Het geel op de muren heeft niets met honing te maken. Alsof het huis ook sigarettenwalm ademt. Hij weet: rook vervliegt niet zoals de stoom uit de trein. Het drukt op schouders die gaan hangen. Hij ziet de gestalte van zijn moeder als ze de lepel op het aanrecht legt, weet hoe ze net bij de moeder van Geoff stond: als Majesty, de zomereik naast de school. In dit huis heeft moeder grijze haren.
De deur kraakt open. Jas op het haakje, pet op hetzelfde haakje. Vader komt de keuken binnen, een knikje als van de buschauffeur naar Tom.
‘Ai, love.’ Vader draait zich om naar moeder. Kijkt naar haar rug. Het is als het wegdek op een warme zomerdag, zijn zicht krijgt iets wazigs. Hetzelfde gebeurt hem op de bouwplaats. Hij sloeg al eens op zijn duim. De wereld wil niet meer gezien worden sinds hij overzees heeft gezien wat hij heeft gezien.
Er was een greppel. Niet veel dieper dan een karrespoor. Zijn maat was geraakt, zo’n vijftig meter moest hij trekken aan het lijf dat net zoveel meegaf als een jeep zonder petrol. Een hoge fluittoon in zijn oren hield elke schreeuw en ontploffing op afstand, als een verhaal verteld met de donkere stem van de dominee. Hij drukte zich in de modderige geul, de muffe geur, de kou, nog bijtender dan ijs. Worstelend bracht hij zijn arm naar zijn borstzak. Pakte de verkreukelde foto van Mary eruit.
‘Ik lust wel wat thee, love.’ Hij steekt een sigaret in zijn mond. ‘Ben je weer blijven kletsen bij de moeder van Geoff?’
Tom zet de ketel naast de pan met bonen. Hij weet dat zijn moeder langs zijn vader naar de hal loopt. Hij weet dat ze haar jas niet op het haakje naast de pet hangt, maar aan het venster in de voordeur. Hij kijkt naar de blauw-oranje vlammetjes. De kleur trekt als warmte in zijn botten.
‘Ik had het eten klaar gezet voordat ik Tom ging halen, Emily gaf me thee.’
‘Oh is het nou al Emily?’
Ze stond in de slaapkamer van Emily. Liep zomaar langs de kamer waar Tom met zijn vriendje op de grond met de treinen speelde. Met haar hand streelde ze de jurk die aan een knaapje aan de deurklink hing. Ze bedacht er huid onder.